Oorspronkelijk stond er bij de toren een eenvoudig kerkje, dat was gebouwd van kloostermoppen (bakstenen uit die tijd). De 13e eeuwse kerk en de toren kenden toen geen vensters, geen galmgaten en ook geen siermetselwerk. De klokken hingen in een eenvoudig klokkenhuis (een z.g. klokkenstoel) buiten de toren …

In 1730 is het kerkje ingrijpend verbouwd en opnieuw met lei en lood gedekt. Ongeveer honderd jaar later, in 1835, werd een nieuwe luidklok gekocht en in de toren gehangen. Ook zijn er toen galmgaten en een klokkenbalk aangebracht. In 1868 is het kerkgebouw afgebroken, omdat het kerkje in een bouwvallige toestand verkeerde.
Het kerkje maakte plaats voor het huidige gebouwtje, dat eerst een periode als opbaarhuis (mortuarium) werd gebruikt. Het bijgebouwtje functioneert nu als berging en watertapplaats …

De toren bleef gespaard en werd niet afgebroken. De toren is rondom begroeid met klimop en ook dat heeft weer een symbolische betekenis. Het maakt niet uit of het zomer of winter is, de klimop is altijd groen. Daarom staat ook wel symbool van onsterfelijkheid. De gehechtheid aan de muur maakt de klimop tot symbool van de trouw. In 1997 is de toren gerestaureerd. Sindsdien heeft hij weer een luidklok – de oorspronkelijke klok is in de oorlog door de Duitsers gestolen. De oude groene toren is een erkend rijksmonument …






De hervormde gemeente Eastermar kreeg in 1868 een paar honderd meter zuidelijker, maar nog wel in It Heechsân, een vervangende kerk. De kerk valt tegenwoordig onder de Protestantse Gemeente Eastermar, die is ontstaan uit fusie van de lokale Hervormde en Gereformeerde kerk …

– wordt vervolgd