Bij de Mariatsjerke

Terwijl ik de zee achter me liet, liep ik langs het vissersmonument over de trap naar beneden. Met de zon achter één van de ankers kon ik er nog net even een mooie tegenlichtopname van maken …

Nadat ik de trap was afgedaald liep ik nog even in de richting van de Mariatsjerke. Het is een kerk die omstreeks 1200 is gebouwd. Van de oorspronkelijke kerk rest alleen de zadeldaktoren en de westzijde. Het schip en het koor werden in 1912 vervangen door nieuwbouw ….

Voor de kerk staat het beeld ‘De wjirmdolster’, ‘De pierensteekster’, van beeldhouwer Hans Jouta. Over de achtergrond van dit beeld heb ik in 2019 al eens een blogje geschreven: De wjirmdolster

Ik sluit dit hoofdstuk af met een paar foto’s van de ingang van de kerk, die deels opnieuw is gemetseld. Naast de deur in de toren zit een gevelsteen met peilstreep. Daarop staat aangegeven hoe hoog het water hier eens heeft gestaan bij een dijkdoorbraak …

Bij een dergelijke ramp konden de dorpelingen alleen redding vinden in de hoge toren. Daar sluit ik vandaag af met een laatste foto van de oude kerktoren. Daarna ben ik op zoek gegaan naar een zitplekje op een muurtje aan het Tsjerkeplein …

– wordt vervolgd

De wjirmdolster

“En de vrouwen dan …?” schreef ik gisteren aan het eind van mijn logje.

Wel, aan de vrouwen van Paesens-Moddergat werd in 2008 een standbeeld opgedragen op initiatief van dorpsbelang Paesens-Moddergat. Het beeld ‘Fiskersfrou’ (foto hieronder links) van Hans Jouta is een eerbetoon aan de vrouwen van Paesens-Moddergat, die na de ramp van 1883 voor een zware taak stonden: de zorg voor de kinderen en rond zien te komen van een karig inkomen …

Bij de kerk van Wierum staat ook een standbeeld van Hans Jouta: ‘de wjirmdolster’, de pierensteekster …

In de achttiende en negentiende eeuw staken Friese vissersvrouwen pieren (wjirmen) op het wad. De vrouwen hadden bij het pieren steken hoge laarzen en een witte broek aan, een dracht die zeker in die tijd voor vrouwen nogal ongebruikelijk was. De broek was ruim uitgesneden om ruimte te laten voor de rok en onderrok die de vrouwen in hun broek droegen (foto bovenaan rechts) …

De vrouwen liepen gewapend met emmer en greep het wad op om zeepieren te steken. Die pieren werden door de mannen weer als aas gebruikt. Niet alleen moesten de pieren worden gedroogd en op een bepaalde manier aan de vislijn worden geregen, ook moest de gevangen vis worden schoongemaakt en verkocht, soms zelfs helemaal tot in Leeuwarden. En dan moesten ze natuurlijk ook nog voor de kinderen en voor de eigen voorraad zorgen. Daar waar de mannen vaak op zee bleven, stierven veel vrouwen in het kraambed. De bevalling was veelal een inspanning die hun door zware arbeid geteisterde lichamen niet meer konden verdragen. Veel jonge kinderen overleden vaak samen met hun moeder …

Bron: http://www.dorpwierum.nl