In de spinnenkopmolen

Afgelopen vrijdag heb ik hier de spinnenkopmolen ‘de Wicher’ aan de Hoogeweg bij Kalenberg geïntroduceerd. Vandaag kijken we daar nog even verder rond …


De molenaar, die net als 99,9% van de molenaars in ons land dit werk op vrijwillige basis doet, was blij om weer een paar geïnteresseerde gasten te kunnen ontvangen. De man vertelde dan ook honderduit over de molen. Ik dacht dat hij het nooit zou vragen, maar na enige tijd werden we dan toch uitgenodigd om een kijkje in de machinekamer te nemen. Hier vertelde de molenaar ons o.a. dat diverse onderdelen van de molen traditioneel gemaakt zijn van verschillende houtsoorten …

Weer buiten vertelde de molenaar ons over de nieuwe wieken van de molen. Op een stormachtige dag in 2018 werd ‘de Wicher’ gekortwiekt door een rukwind. Het herstel liet lang op zich wachten, omdat de schade groter was dan in eerste instantie werd gedacht. Nu, ruim 4 jaar later, staat ‘de Wicher’ er weer bij als een heus pronkstukje. Het wachten is nu alleen nog op nieuwe zeilen, want de oude zijn te klein voor de nieuwe wieken …

Om de rondleiding af te ronden, nodigde de molenaar ons nog uit om een kijkje te nemen in de kap van de molen. “Daar rust het echte geheim van de spinnenkop,” zei hij met een knipoog. Hoewel ik er wel nieuwsgierig naar was, heb ik die uitnodiging toch maar vriendelijk afgeslagen. Het leek me niet wijs om nu nog halsbrekende toeren uit te halen om daar boven te komen. Jetske liet haar beurt voorbij gaan vanwege hoogtevrees. Nadat we de molenaar vriendelijk hadden bedankt, gingen we op zoek naar de blauwborst

Ik sluit af met twee kleine stuwen bij de molen. Hiermee kan de molenaar sturen of er water uit het achterliggende natuurgebied moeten worden gepompt, of dat er juist water naar toe moet worden gepompt. Ik vind het in al zijn eenvoud een mooi ingenieus systeem …

Klimmen en dalen

Nadat we de metershoge steile wand in het achterste deel van de Ecokathedraal hadden bekeken, beklommen we de ruïnes van ‘de oude citadel’ aan de andere kant …


Daar bevonden we ons uiteindelijk naar schatting een meter of vier boven het maaiveld. De berenklauw tiert nog steeds welig daarboven, zodat we ons behoedzaam door de kleine woestenij heen moesten werken …

Op de terugweg, die langs een andere route voerde, passeerden we onder ander de tegelmuur. Deze muur bestaat deels uit stoeptegels waarvan je gecirkelde onderkant ziet. Die cirkels zorgen vaak voor mooie schaduweffecten …

Nadat we op- en afgaand nog verschillende andere bouwwerken hadden bekeken, eindigde de rondgang uiteindelijk nadat we twee uur hadden rondgezwalkt, bij de tegelkoepel naast de majestueuze Porta-Celi

Ik heb het verslag wat ‘ingedikt’, omdat ik sinds die woensdag alweer wat nieuwe avonturen heb beleefd, waarvan nog verslag gedaan moet worden. Aan het eind van de wandeling stelde ik voor om nog even wat na te praten op het terras bij het lokale café. Dat was echter buiten de waard gerekend, want die was vertrokken en had zijn etablissement leeg achtergelaten. Het terras van ‘het Witte Huis’ bij Olterterp bood echter een waardig alternatief …


Ter afsluiting aan dit bezoek aan de Ecokathedraal wil ik jullie nog even wijzen op de podcast-serie ‘Platte Grond’. De verhalen van Platte Grond gaan over de kracht van architectuur en over plannen voor de toekomst. Over torenhoge ambities en over het spoor soms volledig bijster zijn. Over beton, staal en stenen. Over groen, erfgoed en ontwerp. Maar vooral: over mensen.

Voor aflevering van 19 van 1 mei jl. getiteld ‘Duizend Jaar Stapelen’ ging Platte Grond op bezoek in de Ecokathedraal. Onderwerp van gesprek is Louis Le Roy, die in de jaren ‘70 met zijn ideeën onze manier van naar de natuur kijken volledig op zijn kop zette. Het moest allemaal wilder, organischer en minder geordend.

Je vindt ‘Platte Grond‘ op Spotify en Apple Podcasts, maar je kunt het ook beluisteren via: https://plattegrondpodcast.nl/seizoen-3.

Strafkamp ‘It Petgat’

Met het oog op de Nationale Dodenherdenking op 4 mei hebben mijn fotomaatje Jetske en ik in april een bezoek gebracht aan het monument en de restanten het strafkamp ‘It Petgat’ bij Blesdijke, op de grens van Fryslân en Overijssel. Het kamp, dat door de Nederlandse regering van origine was aangelegd in het kader van de werkverschaffing, lag in een moerassig gebied vlak bij het riviertje De Linde. Vanaf de weg loopt een lang zandpad naar het kamp …


Aan de Nijksweg (Google Maps) staat nu een monument, bestaande uit twee palen, die lijken op te rijzen uit een Davidster van straatstenen. Tussen de palen hangt een glazen plaat waar prikkeldraad en een gedicht van Jacqueline van der Waals en de geschiedenis van het kamp in gegraveerd zijn:

‘GEEF MIJ DE MOED OM ONRECHT TE ONDERKENNEN
OOK WAAR ‘T DOOR EEUWEN VAN GEBRUIK GEWETTIGD WORDT,
DE VASTE WIL AAN ONRECHT NOOIT TE WENNEN,
OOK WAAR DE MACHT, HET WEG TE NEMEN, SCHORT.’

‘VANAF BEGIN 1942 -TIJDENS DE TWEEDE WERELDOORLOG-
WERDEN JOODSE LANDGENOTEN IN WERKKAMPEN ONDERGEBRACHT
OM DWANGARBEID TE VERRICHTEN. OP 2 OKTOBER VAN DATZELFDE JAAR
WERDEN ZIJ ALLEN NAAR KAMP WESTERBORK EN VAN DAAR NAAR DUITSE
VERNIETIGINGSKAMPEN GEDEPORTEERD. SLECHTS WEINIGEN KEERDEN TERUG.’

Aan de voet van de palen staan een paar klompen, geflankeerd door een paar beschilderde kiezelstenen …

Aan het begin van het 400 meter lange pad naar het kamp staat een bord met daarop een foto van de onthulling van het monument door Sjaak Stibbe in 2003. Stibbe was één van de weinige inwoners van het kamp die niet in de gaskamers zijn geëindigd …

Het was een flinke kuier, maar we bereikten het kamp (Google Maps) toch nog vrij gemakkelijk. Van het kamp is overigens niet veel meer over dan de resten van de fundamenten, waarop de barakken en andere bouwwerken rustten. Het is een wonder dat deze restanten de ruilverkaveling overleefd hebben, maar geen enkele boer zag er brood in om de fundamenten uit de bodem te halen om het daarna bij zijn land te trekken. We hebben er een tijdlang stilletjes rond gestapt …

De bezetter maakte gebruik van een infrastructuur die er al lag. In de jaren dertig had de Nederlandse regering kampen laten bouwen in het kader van de werkverschaffing. Om ophef te voorkomen, deed de bezetter er alles aan om het samendrijven van joodse mannen op iets soortgelijks te laten lijken. De mannen moesten heide omspitten of wegen aanleggen onder leiding van dezelfde organisatie als voor de oorlog: de Rijksdienst voor de Werkverruiming. Het toezicht op het werk was in handen van de Nederlandsche Heidemaatschappij en ook in het kamp zelf hadden Nederlanders het voor het zeggen. Er werd voor het kamp extra bewaking ingesteld. Een groep Nederlandse mariniers en marechaussees nam die taak op zich. De leiding van het kamp kwam op 10 juni 1942 in handen van sergeant marinier Christiaan Overweg …

Er verbleven 150-200 gestrafte joodse dwangarbeiders tussen 18 en 65 jaar in het kamp. Sjaak Stibbe behoorde tot de eerste gestraften. Wegens het nemen van ongeoorloofd verlof werd hij na terugkeer door de commandant van Kamp Kremboong in Drenthe naar It Petgat gestuurd. “De ontvangst in Blesdijke was strenger dan in Kremboong. Commandant Overweg begon meteen dreigen. Als we nou weer de benen namen, kwamen we in Ommen of Amersfoort terecht en dan was het met ons gebeurd,” vertelde Stibbe later. “En er was meer intimidatie. Op de zondag daarna gaven de wachten een demonstratie met de honden. De demonstratie vond plaats op een veldje in het kamp. De mannen hadden leren handschoenen aan en dan die honden maar bijten. Het boezemde ontzag in. Dat was ook de bedoeling …”

Het Blesdijker werkkamp heeft maar vier maanden bestaan. In de nacht van 2 op 3 oktober 1942 (tijdens Jom Kipoer) moesten de mannen van alle vijftig kampen – veelal gelegen op afgelegen plekken in het noorden en oosten van ons land – halsoverkop weg. Op hetzelfde moment werden hun vrouwen en kinderen uit huis gehaald. Zo belandden in één nacht ruim tienduizend joden in Westerbork. Volgens Duitse voorlichting was het doel hiervan om de gezinnen weer te herenigen. Vervolgens werden zij omgebracht in de gaskamers van Auschwitz en Sobibor …


Ik sluit het beeldverslag van ons bezoek aan Strafkamp ‘It Petgat’ af met een foto die op één van de infopanelen in het voormalig kamp staat. We zien 14 jonge mannen, lachend staan en zitten ze voor een kampbarak, alsof ze op een reisje of op vakantie zijn. Ze lijken geen idee te hebben wat hen boven het hoofd hangt …


Zwartewatersklooster uit de eerste hand

Hier en daar een foto makend, liepen we de buurtschap verder in. Behalve drie boerderijen staan er nog een paar huizen en losse schuren langs de straat. Het is moeilijk voor te stellen dat Zwartewatersklooster van 1233 tot 1590 een religieus centrum van betekenis was. Er woonden naar schatting tussen de 25 en dertig nonnen, maar ook timmerlieden, bierbrouwers en allerlei andere lieden die je in een dorpsgemeenschap vindt. Al met al woonden er in en rondom het complex rond de honderd personen. Tegenwoordig is dat nog maar een handjevol …


Eén van de tegenwoordige inwoners van Zwartewatersklooster is Johannes ten Klooster. Ten Klooster is geboren en getogen in de buurtschap en zijn familie heeft waarschijnlijk in het klooster gewoond. We troffen Ten Klooster toen we stonden te fotograferen bij zijn huis, terwijl hij in de tuin bezig was …


We groetten hem vriendelijk, waarna hij naar ons toe scharrelde. We vertelden hoe we hier terecht waren gekomen en staken onze bewondering voor de mooie oude boerderijen niet onder stoelen of banken. Met zijn schoffel naar de linde voor zijn huis wijzend, vertelde hij lachend over de schade aan zijn boom, die geregeld wordt geschampt door passerende voertuigen …

‘Deze boerderij is gebouwd in 1860, en hij is al vanaf het begin in de familie geweest. Je kunt op verschillende plaatsen in de muren nog originele stenen van het oude klooster zien. Eigenlijk woon ik nog steeds een beetje in het klooster’, vertelde Johannes. Hij vervolgde trots: ‘op onze begraafplaats worden al 785 jaar doden begraven. Er worden alleen mensen begraven die in een huis wonen, dat oorspronkelijk bij het klooster hoorde. Niemand heeft verder iets over die begraafplaats te vertellen, ook de gemeente niet. Wij gaan over onze eigen begraafplaats …’

Omdat het stilstaan na enige tijd niet alleen mij, maar ogenschijnlijk ook Ten Klooster moeite begon te kosten, namen we afscheid van deze vriendelijke verteller …

Terwijl ik later ter voorbereiding van deze blogserie informatie over Zwartewatersklooster verzamelde, kwam ik o.a. het onderstaande filmpje van RTV Oost uit april 2016 tegen. Tijdens de nog steeds voortgaande zoektocht naar de graven van de ridders doet Johannes ten Klooster bij zijn huis en op de begraafplaats ongeveer hetzelfde verhaal, dat hij ons vorige week vertelde …

En wil je nu nog meer mooie verhalen over deze parel van plattelandshistorie lezen, dan kan ik het volgende artikel aanbevelen. Hierin komt Johannes zijn broer Berend ten Hoor aan het woord: “Zwartewatersklooster is rustig, houen zo”

Vogelkijkhut in de Olde Maten

Vanaf dat bijzondere eco-aquaduct reden we het natuurgebied de Olde Maten in. Daarmee reden we ook de bible belt in. Dat was ook al snel te zien, toen we twee wandelaars inhaalden, waarvan er één in klederdracht liep …

Niet veel later bereikten we de vogelkijkhut Zwartewatersklooster. Ik had nog nooit van de naam gehoord, maar ik zou er een uurtje later al het één en ander over aan de weet komen …

De vogelkijkhut is een mooie, ruim opgezette hut met twee verdiepingen. Kijkgaten op beide verdiepingen bieden in oostelijke richting zicht op een langgerekt petgat …

Terwijl we op de bovenste etage stonden, liet Jetske haar technisch blik langs de houtverbindingen in het dak glijden. Tien minuten nadat we de beide wandelaars hadden ingehaald, zagen we ze voorbij de open achterkant van de hut lopen …

De zijwanden van de hut zijn op de begane grond heel toepasselijk afgewerkt met turfjes, waarvan er – kijkend naar het omliggende petgatenlandschap – hier ooit ook veel gestoken zijn …

By de Earnewâldster reitsnijers

Zoals ik gisteren al vertelde, kwamen de Earnewâldster rietsnijders steeds dichterbij terwijl ik bij het ooievaarsnest stond. Meestal breng ik in het vroege voorjaar samen met mijn fotomaatje Jetske een bezoekje aan rietsnijders in De Weerribben. Dat was er dit jaar nog niet van gekomen, daarom was het mooi om deze mannen nu hier aan het werk te zien …


Weldra kwamen de rietsnijders op hun ronkende machine met de brede vol scherpe tanden uit het rietland tevoorschijn. De rupsmaaier werd gekeerd, waarna de lading pas gemaaid riet naast het pad werd gelost …

Nadat de bak geleegd was, kwamen de mannen naar me toe lopen. Al snel ontspon zich een gezellig gesprek over het fantastisch mooie weer dat het werk voor de mannen een stuk makkelijker en aangenamer maakte. Tot nu toe waren ze niet ontevreden over de oogst, dat was wel eens anders geweest. De stengels waren misschien wat aan de korte kant, maar daar was tegenwoordig ook wel vraag naar …

Corona is gunstig geweest voor de riettelers. Er was vooral minder aanvoer uit m.n. China, en dat had een positieve invloed op de prijsontwikkeling gehad. Hoe genoeglijk we ook stonden te praten over de rietteelt, na enige tijd moest er weer gewerkt worden. De machine werd gestart en nadat de laadbak weer was gesloten, reden ze tussen rondzwevende pluisjes het rietland weer in …