Opgravingen hebben onlangs geleerd dat er rond 1100 al mensen begraven werden op het kerkhof. Daarom lijkt het aannemelijk dat er rond die tijd ook al een kapel gestaan moet hebben. Ene Bronger zou hier een kapel gesticht hebben, die in de veertiende eeuw een zelfstandige parochie werd: Brongergea. Gezien de grootte van het kerkhof is dat eerst waarschijnlijk een kleine kapel geweest …
Voordat we de begraafplaats betreden, wordt mijn aandacht ook hier weer getrokken door een zwerfsteen met een gedicht. Ditmaal betreft het een gedicht van de Friese schrijver/dichter Theun de Vries …
Naast de ingang staat verder een imposant informatiepaneel over de geschiedenis van Brongergea door de eeuwen heen …
Als we ons hebben ingelezen, doe we het hek open en lopen we de begraafplaats op …
Na de fotosessie met de koeien vervolgden we onze weg. Jetske vroeg waar we eigenlijk naar toe gingen. ‘Naar Brongergea,’ reageerde ik met een glimlach, vermoedend dat ze daar nog nooit van had gehoord. Dat bleek wel te kloppen, maar om er te komen moesten we eerst door voor Jetske wel bekend gebied …
Even dacht mijn fotomaatje dat we naar de Ecokathedraal zouden gaan, die afslag lieten we echter links liggen. Om bij Brongergea te komen, moesten we eerst door het parklandschap Oranjewoud. Bij een vijver met de eerste herfstkleuren op de oever zocht Jetske een parkeerplekje. Vooral de vijver met zijn super strakke weerspiegeling was een fijn object …
Op een van de oevers stond een bankje aan de rand van het water. Een stukje daarachter lag bij een dikke boom een zwerfsteen met een tegeltje waar een gedicht op stond …
Het bankje bood uitzicht op een eilandje in de vijver met een eendenverblijf. Daarachter schemerde in de verte een wit bouwwerk door bomen en struikgewas …
Een wandel- en fietspad voerde via een bruggetje naar beboste verten in het parklandschap …
Nadat de afgelopen week natuurfoto’s hier centraal stonden, is het nu weer tijd voor wat anders. Het is dit jaar 350 jaar geleden dat de jonge Republiek der Nederlanden in het rampjaar 1672 van drie kanten werd aangevallen door de Engelsen, de Fransen en de bisdommen van Münster en Keulen. In Drachten en omgeving was daar weinig van te merken, toch zijn er ook hier een paar herinneringen aan die tijd te vinden.
Al sinds mensenheugenis ligt er in de berm van de Aldegeasterdyk tussen Oudega en Nijega een zwerfsteen (Google Maps). ‘De Blauwe stien’ valt niet op door zijn formaat, maar vooral door de diepe krassen en inkervingen die in alle richtingen in de steen zitten en door de wat afwijkende kleur van de steen …
Er gaan een paar legendes rond over ‘de Blauwe stien‘. Volgens sommigen zou het te maken kunnen hebben met heidense riten die zich eeuwen eerder afgespeeld zouden hebben op de plek waar nu in Oudega de Sint Agathakerk staat. Ook werd beweerd dat de krassen in de steen ‘merkteekens waren die geplaatst waren door dienaaren van zon- en maanvereering’. Bijzonder is dat ‘de Blauwe stien’ al op een kaart in de Schotanus Atlas uit1664 staat ingetekend ten noordoosten van Oldegae…
Volgens een ander verhaal deden troepen van Bernhard von Galen – de bisschop van Münster, beter bekend als Bommen Berend – op 26 juli 1672 via de Suderheide uitvallen richting Drachten. Het hoofdleger van Bommen Berend trok richting Suameer, maar stuitte daar op de legers van generaal Van Aylva en trok zich terug. Vanaf het hoofdleger scheidden zich groepen plunderaars af richting west en oost …
Bij Nijega ging een gedeelte naar het westen over de afsplitsing van de Hogeweg naar Oudega. Oudega was als residentie van de grietman interessanter om te plunderen dan het armlastige Drachten. De inwoners van Oudega hadden onder leiding van grietman Haersma van Oudega ter hoogte van ‘de Blauwe Stien’ de weg doorgraven. Doordat de vele regen van die zomer de omliggende landerijen zo doordrenkt had met water, was er voor de Munsterse plunderaars geen doorkomen aan. Volgens de legende waren de troepen zo verbolgen over hun verlies dat zij hun woede en frustratie koelden op ‘de Blauwe Steen. Vandaar de krassen in de steen …
Of was het maar gewoon een grenspaal, een markeringsplek om de dorpsgrenzen aan te geven tussen Oudega en Nijega? Dit laatste lijkt het geval te zijn. Onderzoek heeft in 1987 uitgewezen dat de krassen in de steen ‘gewone’ gletsjerkrassen zijn. Hoe diep die sporen ook zijn, sporen van menselijke bewerking met zwaarden, beitels of wat dan ook zijn niet op de steen aangetroffen …
Dat kwam goed uit, tegen de tijd dat ik het eind van mijn rondgang naderde, stond er een tweede bankje langs het pad. Dit was een prima bankje om even te gaan zitten …
Terwijl ik vanaf het bankje wat om me heen keek, werd me vanaf de andere kant van het pad een vriendelijke en vertrouwde Friese groet toegezwaaid …
Vandaag, 4 mei, is de Nationale Dodenherdenking in Nederland. Alle burgers en militairen die sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog (10 mei 1940) in oorlogssituaties of bij vredesoperaties in Nederland of waar ook ter wereld zijn omgekomen worden vandaag herdacht. De herdenking zal er als gevolg van de Coronamaatregelen anders en vooral leeg uitzien. Maar ook in deze Coronatijd nemen we om 20:00 uur twee minuten stilte in acht.
Het lied ‘De achttien dooden’ is een gedicht dat Jan Campert (1902-1943) schreef naar aanleiding van de executie van achttien verzetsstrijders die op 13 maart 1941 plaatsvond op de Waalsdorpervlakte. Het is een bekend gedicht geworden over het Nederlands verzet in de Tweede Wereldoorlog …
Bij het voormalig kamp Westerbork staat een monument ter nagedachtenis aan de journalist, dichter, schrijver en verzetsman Jan Campert. Campert heeft rond de twintig joden naar België helpen ontsnappen. Op 21 juli 1942 werd hij samen met zijn helper, de Bredase journalist Martien Nijkamp, vlak over de grens bij Baarle-Nassau gearresteerd, toen ze de 21-jarige jood Frans van Raalte naar België probeerden te smokkelen. Van Raalte pleegde nog dezelfde dag in gevangenschap zelfmoord …
Campert zat enige tijd gevangen in Breda, in kamp Haaren en in kamp Amersfoort. Uiteindelijk kwam hij via concentratiekamp Buchenwald in november 1942 in het Duitse concentratiekamp Neuengamme terecht. Volgens de officiële verklaring in zijn medische dossier is hij daar op 12 januari van dat jaar op veertigjarige leeftijd overleden aan borstvliesontsteking …
‘De achttien dooden’ werd in maart of april 1943 door de Utrechtse student scheikunde Geert Lubberhuizen uitgebracht als rijmprent met een tekening van Fedde Weidema. Het pamflet werd in ruime kring verspreid en verkocht, en kreeg tijdens kort na de Tweede Wereldoorlog grote bekendheid. Weidema tekende onder het pseudoniem Coen van Hart een compositie van een dode te midden van de symbolen van Nederland. Een vlinder, bloemen, de zon en het silhouet van een stad; met de ruïnes van de oorlog en het prikkeldraad van de onderdrukking …
De bovenstaande prent heeft in mijn tienerjaren lang op mijn slaapkamer op zolder gehangen.