Wat vogels en een vrijwilliger

De reeën waren een mooie onderbreking geweest tijdens ons ritje naar de Jan Durkspolder. Terwijl we in rustig tempo voort hobbelden over het heuvelachtige wegdek van de laatste 400 van de Geau, zag ik in de verte al een grote zilverreiger bij de vogelkijkhut staan. “Wedden dat hij straks weg is,” zei ik tegen Jetske, toen we uitstapten …

En zo was het ook. Terwijl wij de vogelkijkhut betraden, ging de zilverreiger er vandoor. Door een kijkopening aan de oostkant van de hut zag ik aan het kleine stipje in de verte, dat hij nu plekje langs de weg had opgezocht. Gelukkig stond er aan de weestkant van de hut ook een grote zilverreiger. En meer nog, er stond ook een blauwe reiger aan de waterkant …

De vogels zaten ver weg, maar we deden het ermee. Intussen was er een man binnen gekomen die ik herkende als een vrijwillig medewerker van It Fryske Gea. Hij was op ronde om te checken of zijn wildcamera’s er nog staan. Toen ik een praat je had aangeknoopt, bleek het een smakelijke verteller te zijn, die een aantal interessante zaken wist te vertellen over de otters in het gebied. Aan het eind van ons gesprek vroeg hij of we de blauwe kiekendief, die sinds kort terug is nog hadden gezien. Hij had hem vanuit zijn positie verderop in het veld in de buurt van de hut rond zien vliegen …

Wij hadden hem helaas niet gezien, maar ik heb nu in ieder geval weer iets om de komende tijd af en toe eens naar uit te kijken. De laatste vogels die we die dag zegen, waren een paar aalscholvers die aan ons voorbij zwommen. Kennelijk waren we ze wat te enthousiast aan het portretteren, want het duurde maar even voordat ze op de wiek gingen …

In de warme auto kwamen we onderweg naar huis weer op temperatuur. Het was een kille en grijze dag geweest, maar we kwamen weer niet met lege handen thuis. Het komt regelmatig voor. dat ik na onze gezamenlijke fotoritjes een week of twee vooruit kan, met dit grijze tochtje ben ik na drie blogjes wel klaar …

Een zwaan en 2 lepelaars

De strakblauwe lucht lokte me gisteren al snel naar buiten. Na de koffie ben ik in de auto gestapt om een ritje naar de Jan Durkspolder te maken. Daar draaide de windmotor aan de Geau heel bedaard zijn rondjes. Aan de oostkant van de vogelkijkhut stond een groep van pakweg 20 ganzen halverwege de plas in het water …

Na enige tijd vloog er een knobbelzwaan langs de oostelijke oever van de plas voorbij. Hij gaf me de kans om eindelijk de onlangs ingestelde ‘vogelknop’ op mijn camera eens te proberen …

Toen ik even later die ganzen nog eens goed bekeek en verder inzoomde, zag ik dat er aan de rechterkant van de groep twee lepelaars tussen de ganzen stonden. Leuk om de eerste twee lepelaars van de kleine kolonie, die meestal aan de westkant van de plas huist, al op 1 februari te kunnen begroeten …

Terugkomend uit de hut heb ik nog even overwogen om op onderzoek te gaan naar het waarom van de rijplaten die kennelijk onlangs over het zandpad zijn gelegd. Mijn onderdanen verkeerden in goeie conditie, maar na een meter of tien hield ik het toch maar voor gezien. De natte rijplaten waren akelig glad, en dat maakte het lopen niet fijner. Het bordje ‘(Brom)fietsers Afstappen’ zal er ook wel niet voor niets geplaatst zijn. Later nog maar eens kijken …

Leegte in de polder

Het weer lokte me eigenlijk niet echt naar buiten gisteren, maar na die lange rij donkere dagen binnenshuis ben ik toch maar even in de auto gestapt om een ritje door de provincie te maken. In de Jan Durkspolder stond een eenzame ree bij een rietkraag langs een maïsakker. Nadat ik een paar foto’s had gemaakt, besloot ik door te rijden. Misschien zou ik de rest van de sprong straks nog kunnen spotten …

De grote plas bij de vogelkijkhut was zo goed als leeg. De honderden smienten leken te zijn doorgetrokken, want ook die waren nergens te zien. Er zaten alleen een paar eenden bij het onderstel van de kluunbrug, die schaatsers tijdens een eventuele Jan Durkspolder toertocht een veilige overtocht over deze sloot moet bieden. Voorlopig kunnen de eenden ze gerust blijven gebruiken als rustplaats …

Ik besloot nu eens niet naar de vogelkijkhut te gaan, daar zou nu waarschijnlijk toch niets te zien zijn. Daarom besloot ik een kuiertje te maken over het zandpad ‘de Geau’ langs de noordwestkant van de plas. Lang duurde dat niet, op de nadering van een bui werd het zo mogelijk nog wat donkerder dan het al was. Tijd om rechtsomkeert te maken …

Hardwerkende krasse knarren

Op weg terug van de vogelkijkhut naar de auto hoorde ik iets verderop met korte stoten het geronk van een motorzaag. Bijna terug bij het pad kon ik ook mannenstemmen horen …


Een aantal vrijwilligers en een betaalde kracht van de Friese natuurbeschermingsorganisatie ‘It Fryske Gea’ waren een stukje verderop bezig met het knotten van de wilgen daar. Nadat ze eerder de wilgen langs het pad al onder handen hadden genomen, waren nu de wilgen in het rietland aan de andere kant van de sloot kennelijk aan de beurt …

Dus denk bij het passeren van zo’n oude knotwilg niet dat het maar een oude dode boom is, waarvan de gaten als prullenbak bedoeld zijn. Nee, die voor ons landschap zo kenmerkende oude knotwilgen zijn in de loop der jaren vaak met zorg gevormd in een hechte samenwerking van moeder natuur en een legertje hardwerkende krasse knarren …

Waar zouden we zijn zonder alle actieve vrijwilligers?

Ik vrees dat er zeer grote problemen zouden ontstaan op het vlak van natuur, cultuur, sport, verenigingswerk, zorg & welzijn, politiek, wijk- en buurtwerk, sociale hulpverlening, onderwijs & scholing. Ik durf de stelling wel aan dat onze samenleving goeddeels in zou storten zonder vrijwilligerswerk.