Stukjes en beetjes in Nes

Terwijl mijn fotomaatje en ik vrijdagmiddag enige tijd rond struinden op de begraafplaats van Nes (Google Maps), viel het ons op dat er veel vernielde of verwaarloosde graven lagen. En dat was niet alleen ons opgevallen, bij elk van die graven stond een bordje met het verzoek om contact op te nemen met de beheerder …

Ik heb me verder niet verdiept in de ouderdom van de graven, daar kwam ik op dat moment niet aan toe. Niet omdat de tranen me bijna in de ogen stonden bij zoveel stukjes en beetjes grafsteen, maar omdat mijn benen me in de steek begonnen te laten …

Nadat ik een rondje om de klokkenstoel had gemaakt, ben ik van de top van de terp afgedaald naar het omringende paadje. Daar realiseerde ik me, dat de terp net wat te hoog was voor de combinatie van mijn MS en de nog verse zenuwbeknelling in mijn onderrug …

– morgen de epiloog

Bij de klokkenstoel van Nes

Nadat ik vorige week maandag een eerste kuier naar de vogelkijkhut in de Jan Durkspolder had gemaakt, ben ik vrijdag weer even op pad geweest met mijn fotomaatje Jetske. Ik stelde voor om even een kijkje te nemen op de begraafplaats met de witte klokkenstoel van Nes (Google Maps). Niet dat het zo’n spectaculaire begraafplaats is die je beslist gezien moet hebben, maar hij is klein en er staat een bankje. En dat zijn voor mij momenteel weer heel belangrijke ingrediënten. Ruim voordat we er zijn, rijst de tot Watertorenhotel omgebouwde watertoren in de verte op …

Nes is een dorp in de gemeente Heerenveen dat, gescheiden door de A32, ten oosten van Akkrum ligt. Eeuwenlang was het een heel klein dorpje. Zo’n 20 jaar geleden had Nes nog altijd maar ca. 200 inwoners. Sinds de bouw van een nieuwe woonwijk op een kunstmatig eiland rond de eeuwwisseling, is het dorp snel gegroeid tot ruim 1000 inwoners nu …

De begraafplaats ligt vlak ten zuidoosten van het dorp op een hooggelegen terp. De terp, waarop de klokkenstoel staat, is een overblijfsel van het Nesserklooster. Dit klooster is rond 1243 door de Ridderlijke Duitsche Orde gesticht. De kloosterlingen zijn erg belangrijk geweest voor Nes en omgeving. Het klooster had er vele gronden in eigendom. Het klooster is aan het begin van de 17e eeuw verdwenen. De kloosterkerk is wel langer blijven bestaan. Toen ook de kerk in verval raakte, is ook deze afgebroken. De terp was oorspronkelijk veel groter, maar is na 1850 grotendeels afgegraven …

In de klokkenstoel hangt een luidklok uit 1950 met een onder-diameter van 90 cm. en een gewicht van 480 kg. De tekst op de kok luidt:

oer de deaden, goeden en kweaden, bidt myn brounzen lûd foar ’t lêst: jow har, God, de iivge rêst

‘over de doden, goeden en kwaden, bidt mijn bronzen geluid voor het laatst: Geef hen, God, de eeuwige rust’

– morgen nog wat stukjes en beetjes

Bron: akkrum.net

Buitenstvallaat van 1920 tot ’80

Ik sluit deze blogserie over Buitenstvallaat af met een fotoserie die ik heb geleend van de site ‘Drachten terug in de tijd‘. De foto’s dateren van ca. 1920 tot 1980. Je zult zien, dat er in 100 jaar maar weinig is veranderd in de buurtschap. Er is echter één beeldbepalend landschapselement verdwenen: ongeveer 150 m ten noorden van de scheepswerf stonden tot in de jaren ’70 twee kalkovens …

Kalkovens werden lang gebruikt om schelpen met behulp van turf te verbranden tot kalk. Deze kalk werd gebruikt als bouwmateriaal en als bemesting voor het land. Kalk wordt gebruikt om de pH-waarde van de grond te verhogen en de grond dus minder zuur te maken.

Ooit stonden er naar schatting 10 kalkovens in en rond Drachten. Intussen zijn ze allemaal al lang gesloopt. Deze twee bij Buitenstvallaat waren de laatsten die ik in de jaren ’60 en ’70 nog heb gezien. Ik vind het doodzonde dat deze bijzondere bouwwerken, die net als skûtsjes nauw verbonden zijn met de Drachtster geschiedenis, niet bewaard zijn gebleven …

Scheepsbouw O.H. van der Werff

Scheepsbouw O.H. van der Werff in Buitenstvallaat heeft een lange geschiedenis. De werf op het Buitenstvallaat is de laatste van de 4 werven, die Drachten telde in de hoogtijdagen van de skûtsjebouw. Dit was de enige Drachtster werf aan open water, waar al vroeg grotere schepen konden worden gebouwd …

Het leek Aucke Gerrijts in 1710 een prima plek om een scheepswerf te beginnen. Maar vijf jaar later verkocht Aucke zijn nieuwe werf en begon een werfje aan de pas gegraven Noorderdwarsvaart aan de andere kant van Drachten. Het bedrijfje bij het Bûtenstfallaat kwam daarna regelmatig in andere handen. In 1843 werd Haike Pieters van der Werff er werfbaas. Sindsdien is de werf in handen gebleven van de scheepsbouwfamilie Van der Werff

Sinds 2001 wordt de werf geleid door Oebele Haike (Haiko) van der Werff. Naast nieuwbouw vindt er ook reparatie en onderhoud plaats aan pleziervaartuigen. In de afgelopen jaren is gewerkt en gebouwd aan diverse schepen en skûtsjes …

Morgen bekijken we het skûtsje ‘De Jonge Trijntje’, dat er voor anker lag. ‘De Jonge Trijntje’ is hier in 1909 is gebouwd door de ‘oerpake’ Jan Oebeles van de huidige hellingbaas Oebele Haiko van der Werff. De volledige geschiedenis van de werf op Buitenstvallaat kun je hier lezen: van 1710 tot heden

– wordt vervolgd

De sluiswachterswoning

De sluiswachterswoning, indertijd ook wel verlaatmeesterswoning genoemd, is in 1893 gebouwd in opdracht en naar standaardontwerp van de Provinciale Waterstaatsdienst. De woning staat georiënteerd op de sluis: de uitbouw van de voorgevel staat direct aan het vroegere jaagpad (tegenwoordig verbreed en bestraat) dat de woning scheidt van de sluiskolk in de Drachtstervaart. Aan de achterzijde ligt een ruime tuin. Dit is het aanzien van de sluiswachterswoning vanaf de klapburg …

De sluiswachterswoning is van cultuurhistorisch belang, omdat het een essentieel onderdeel is van het enige waterstaatkundig complex in de Drachtster Compagnonsvaart dat bewaard is gebleven. De woning is een voorbeeld van de gestandaardiseerde dienstwoning van de Provinciale Waterstaat. De sluiswachterswoning is geklasseerd als Rijksmonument

Tegenwoordig heeft kunstenares Margreet Boonstra haar domicilie in de sluiswachterswoning. Margreet behoort tot de ‘Noordelijke Realisten’, ze werkt voornamelijk buiten ‘en plein air’. “Dit alles ter plekke, alla prima. Direct werk in olieverf op doek”, schrijft Margreet op haar website

We vervolgen onze kuier door Buitenstvallaat en naderen het laatste huis: de woning van scheepsbouwer O.H. van der Werff. Daar duiken we echt de geschiedenis in …

– wordt vervolgd

De klapbrug bij de sluis

Behalve de sluiswachterswoning en de boerderij is ook de klapbrug of ophaalbrug een beeldbepalend element voor Buitenstvallaat …

Hoewel hij onlosmakelijk deel uitmaakt van het aanzien van Buitenstvallaat, heeft de smalle ijzeren ophaalbrug uit ca 1935 over de sluiskolk geen monumentenstatus …

Zicht op het westelijk deel van de sluiskolk vanaf de klapbrug, met aan het eind de Nije Drait, de toegang tot de rest van de Friese wateren …

– wordt vervolgd

’t Begin van de Drachtstervaart

Ik ga nog maar even verder met foto’s van mooie of bijzondere plekjes in en rond Drachten. Bevonden we ons de afgelopen dagen bij het Zuiderend en de Zuiderdwarsvaart, we gaan nu naar het uiterste westen van Drachten. De foto hieronder is gemaakt in oostelijke richting vanaf de brug in de Werf bij het Buitenstvallaat (Google Maps). Aan de horizon ligt 3,5 km verderop het centrum van Drachten …

Enkele dagen geleden schreef ik in het logje ‘Bij de Forten’ al dat de basis voor het huidige Drachten ligt bij het graven van de Drachtstervaart en de beide Dwarsvaarten. De omgeving van Noorder en Zuider Dragten bestond uit veen. Van dit veen werd turf gemaakt en dat werd door heel Nederland vervoerd. De beste manier om het te vervoeren was via het water, maar dat was via natuurlijke waterwegen moeilijk te realiseren. Daarom werd in 1641 begonnen met het uitgraven van een vaart: de Drachtstervaart, voluit: de Drachtster Compagnonsvaart

De vaart mocht beginnend bij Buitenstvallaat worden uitgegraven door Passchier Hendriks Bolleman, een koopman uit Den Haag. Voor het graven van de vaart werden naar verluidt 800 arbeiders tewerkgesteld. Dat de twee dorpjes na het graven van de vaart snel naar elkaar toe groeiden, blijkt wel uit het feit dat er bij de brug in Drachten al rond 1643 een school was gebouwd …

Het graven en de exploitatie van de vaart had nogal wat voeten in aarde. In ‘Vier eeuwen turfwinning’ valt te lezen: ‘Bolleman verplichtte zich om tussen de Smalle Ee en het hoogveen in oostelijke richting een kanaal te graven, tussen de beide dorpjes door, met dwars daarop een vaart naar het noorden en naar het zuiden. De aanleg van bruggen en sluizen was daarin begrepen. In ruil hiervoor zou Bolleman een kwart van het veen met de ondergrond ontvangen, alsmede het veen dat bij het graven van het kanaal vrijkwam. Van iedere praam turf van veertig voet lengte mocht hij een afvaartgeld heffen van acht stuivers, van kleinere pramen vijf stuivers 35. Het kanaal moest binnen een jaar gegraven zijn. Naast Bolleman nam nog een aantal Hagenaars in de onderneming deel. Omdat net als eerder bij de Burmaniasloot ook in dit geval de Hogeweg doorgraven moest worden, kwam er wederom verzet van andere grietenijen. In 1649, toen de vaart al lang in bedrijf was, werd Bolleman door de Staten van Friesland een octrooi verleend. Door tegenstanders werd hiertegen een procedure gestart die zij uiteindelijk in 1655 verloren …’

In de loop der jaren zijn verschillende mensen eigenaar geweest van de Drachtstervaart. De eerste eigenaar was Passchier Hendriks Bolleman, maar omdat hij in 1653 failliet ging, werd de boel verkocht aan Feyo van Heemstra en Isbrandus Ecofeen tot Bergclooster. In 1674 werd Sjoerd van Aylva de eigenaar. In 1754 ging het eigendom over op Douwe Aukes en Sijtske Wiegers. Pas in 1858 werden de inwoners van Drachten eigenaar van hun vaart …

– wordt vervolgd