Rond de Beulaker Toren

Terwijl wij in de richting van Giethoorn voeren, kwamen we onderweg de Ecowaterbus ‘Giethoorn’ tegen. Dankzij de fluisterstille ecowaterbussen, die dagelijks enkele afvaarten vanuit Giethoorn en Blokzijl naar het bezoekerscentrum de Wieden bij Sint Jansklooster onderhouden, is het mogelijk om varen, wandelen en fietsen door de Wieden te combineren …

Niet veel later voeren we langs een uit het water oprijzend kunstwerk: de Beulaker Toren. Een paar meter onder de oppervlakte van de Beulakerwijde ligt het verdronken dorp Beulake. Eind 18e eeuw werd rond het dorp door bewoners zoveel turf gestoken, dat de Zuiderzee het kwetsbare dorp in de nacht van 22 november 1776 tijdens een hevige storm volledig overspoelde. Volgens de overlevering was alleen de kerktoren nog jarenlang boven het water zichtbaar. Op de plaats van de toenmalige kerk staat nu een nieuwe torenspits. Er wordt gefluisterd, dat je de torenklok heel soms nog kunt horen luiden. De Beulaker Toren is een kunstwerk van Alphons ter Avest

Na het indrukwekkende verhaal van de ondergang van Beulake, richtte ik de camera op de weinige andere boten die op dat moment op het water waren. Vooral de oude houten zeilboot op de derde foto en de zeilpunter op de vierde foto vind ik zelf erg mooie boten. Zelf zou ik er overigens weinig aan hebben, want zeilen kan ik niet …

Na enige tijd zette Jetske de buienboordmotor uit, waarna ze de vaarboom weer tevoorschijn haalde. Het plan was om nog even een plekje in de luwte te zoeken waar we nog even wat konden drinken. Dit maal gebruikte ze de vaarboom niet alleen om de boot eraan vast te binden …

Voedertijd bij de zwarte sterns

Nadat we tweemaal een stuw met zelfbediening waren gepasseerd, kwamen we vanaf de Vaartsloot uiteindelijk uit op de Kleine Beulakerwijde (Google Maps). “Heb je zin om even bij de zwarte sterns te kijken?” vroeg Jetske. Of ik zin had om even bij de zwarte sterns te kijken …? De vraag stellen was hem beantwoorden …

Jetske zette over open water koers in de richting van Sint Jansklooster. Daar gingen we met behulp van de vaarboom en een lijntje voor anker. Ik herkende het plekje aan het kijkplatform bij het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten, dat net boven het riet in de verte te zien was (Google Maps). Vanaf dat platform heeft Jetske me in april 2009 kennis laten maken met de zwarte stern. Door de groei van de vegetatie zou er nu vanaf het kijkplatform weinig meer te zien zijn van de zwarte sterns, maar Jetske had me naar een prachtig plekje gebracht van waar we een perfect zicht hadden op de nestvlotjes met jongen …

De zwarte stern staat op de Rode Lijst van bedreigde diersoorten. Van nature broeden zwarte sterns op drijvende planten zoals krabbenscheer. Vanwege de afname van natuurlijke nestmateriaal worden er hier elk voorjaar nestvlotjes voor de zwarte sterns in het water gelegd. Die broedvlotjes worden bekleed met krabbenscheerplanten en worden beschermd door een net, dat voor de kleine inham in het water is gespannen. Het net en de palen worden regelmatig gebruikt als rustplaats. De kolonie bij Sint Jansklooster is één van de grootste populaties van zwarte sterns in ons land …

Het was een feest om te zien hoe de al grote jongen werden gevoerd door de ouders. Maar aan alle feestjes komt een eind. Het werd tijd om de terugreis langzamerhand te aanvaarden. Langs de rietkraag van een van eilandjes in het meer varend, passeerden we in rustig tempo een zwanenfamilie met zeven meer of minder grijze jongen …

Een stuw met zelfbediening

Vanaf de Walengracht voeren we na enige tijd de Vaartsloot in. Daar werden we met niet te missen felgele borden gewaarschuwd voor een stuw met zelfbediening …

Op de oevers van de Vaartsloot wisselden bosschages, rietlanden en deels gemaaide hooilanden elkaar in gestaag tempo af …

Na enige tijd doemde aan het eind van de Vaartsloot de bedoelde stuw met zelfbediening voor ons op (Google Maps). Jetske stuurde de boot voorzichtig langs de beschoeiing, en legde de boot daar even stil. Snel nam ik de gebruiksaanwijzing in me op, waarna ik op de ‘stop-open-go knop’ drukte. De machinerie in de paal begon te ratelen, en de stuw begon langzaam naar beneden te zakken. Nadat eerst het rode en het groene licht even tegelijkertijd hadden gebrand, kregen we uiteindelijk groen licht …

Wil je nou precies weten waarom deze stuw en een stukje verderop een tweede exemplaar hier zijn geïnstalleerd, dan verwijs ik je naar het logje waarin Jetske hierover heeft geschreven: ‘Rietzanger, rietgors en een stoplicht in de Vaartsloot.’ Een tipje van de sluier: het Stroïnkgemaal speelt er een belangrijke rol bij.

Ik sluit vandaag af met een paar foto’s van een jonge boerenzwaluw, die zich in evenwicht probeerde te houden op een in de wind heen en weer wiegende rietpluim …

Langs ’t pontje van Jonen

Na de koffie zetten we onze vaartocht door de Wieden voort. Je zou je af en toe bijna schuldig voelen om de perfecte weerspiegeling verderop te verbreken, maar Jetske hield standvastig koers …

Typerende landschapselementen trokken in het rietland rondom aan ons voorbij, variërend van nog glanzende windmotors tot oude houten tjaskermolens ,,,

Vanaf de Cornelisgracht draaiden we na verloop van tijd linksaf de Walengracht op. Daar passeerden we even later het fietspontje van Jone. Voor € 1,30 kun je je hier over laten zetten, en dat scheelt al snel 17 km fietsen …

Op verschillende plaatsen zagen we dat een kleine, lichte trekker met brede banden een ponton op of af werd gereden. Deze trekkers worden gebruikt om de hooilanden tussen de rietvelden te maaien. Licht materieel is in dit natte gebied onontbeerlijk, en het zou in mijn ogen als voorbeeld en alternatief moeten dienen voor het zware materieel van de gemiddelde boer, om vernatting van het land mogelijk te maken …

Maar er wordt niet alleen hard gewerkt in Nationaal Park Weerribben-Wieden. Ook voor spelevaren is er alle ruimte in dit prachtige gebied, getuige de bootjes die her en der voor de wal lagen …

Dwars door Dwarsgracht

Zodra we onder het bruggetje door zijn, varen we linksaf Dwarsgracht in (Google Maps). Dit dorpje dankt zijn naam aan de gracht waar langs de huizen gebouwd zijn. De gracht staat dwars op een viertal andere grachten: de Jan Hozengracht, Cornelisgracht, Bouwersgracht en de Thijssengracht …

Net als in Giethoorn is er sprake van lintbebouwing langs het water, in dit geval de Dwarsgracht. Omdat de landerijen ten oosten en ten westen van Dwarsgracht doorsneden zijn met sloten, is het dorp een aaneenschakeling van bruggetjes …

De huizen ten westen van de gracht zijn alleen lopend of per fiets bereikbaar over een smal paadje. De beste manier om boodschappen en wie weet wat nog meer thuis te brengen is met de kruiwagen. Terwijl we langs het oudste huisje van Dwarsgracht voeren, zag Jetske weer eens een bekende, in dit geval de rietdekker die bezig was op het dak van het oude huis …

De bouwmaterialen en gereedschappen ten behoeve van de bouw van het nieuwe huis worden hier per boot aan- en afgevoerd. Het is ongetwijfeld mooi wonen, maar lichamelijke fitheid wordt ten zeerste aangeraden …

Tot slot nog zo’n mooi ophaalbruggetje …

De Wieden in

Nadat we half juni voor het eerst samen een dagje op fiets en iLark op pad waren geweest, maakten fotomaatje Jetske en ik op de laatste dag van de record warme maand juni voor het eerst sinds 2016 weer eens een vaartocht door de Wieden. Rond 10:45 uur gooiden we de trossen los …

Ik kreeg een plekje in het midden van de boot toegewezen, waarna Jetske de motor startte. Jetske, die in haar tienerjaren als het zo uitkwam al als stuurvrouw aan het roer van een rondvaartboot stond, kent de wateren in de Weerribben en de Wieden op haar duimpje. Het voordeel daarvan is, dat ze me met dit vaartochtje weer langs mooie, hier en daar onverwachte plekjes wist te voeren …

In rustig tempo tuften we de Wieden in. Nadat we een tegemoetkomende kano waren gepasseerd, doken we een stuk bos in. Daar zat o.a een jonge spreeuw in een boomtop. Eenmaal aan de andere kant van de bosschages voeren we na enige tijd onder een bruggetje door het lintdorp Dwarsgracht binnen …

In de spinnenkopmolen

Afgelopen vrijdag heb ik hier de spinnenkopmolen ‘de Wicher’ aan de Hoogeweg bij Kalenberg geïntroduceerd. Vandaag kijken we daar nog even verder rond …


De molenaar, die net als 99,9% van de molenaars in ons land dit werk op vrijwillige basis doet, was blij om weer een paar geïnteresseerde gasten te kunnen ontvangen. De man vertelde dan ook honderduit over de molen. Ik dacht dat hij het nooit zou vragen, maar na enige tijd werden we dan toch uitgenodigd om een kijkje in de machinekamer te nemen. Hier vertelde de molenaar ons o.a. dat diverse onderdelen van de molen traditioneel gemaakt zijn van verschillende houtsoorten …

Weer buiten vertelde de molenaar ons over de nieuwe wieken van de molen. Op een stormachtige dag in 2018 werd ‘de Wicher’ gekortwiekt door een rukwind. Het herstel liet lang op zich wachten, omdat de schade groter was dan in eerste instantie werd gedacht. Nu, ruim 4 jaar later, staat ‘de Wicher’ er weer bij als een heus pronkstukje. Het wachten is nu alleen nog op nieuwe zeilen, want de oude zijn te klein voor de nieuwe wieken …

Om de rondleiding af te ronden, nodigde de molenaar ons nog uit om een kijkje te nemen in de kap van de molen. “Daar rust het echte geheim van de spinnenkop,” zei hij met een knipoog. Hoewel ik er wel nieuwsgierig naar was, heb ik die uitnodiging toch maar vriendelijk afgeslagen. Het leek me niet wijs om nu nog halsbrekende toeren uit te halen om daar boven te komen. Jetske liet haar beurt voorbij gaan vanwege hoogtevrees. Nadat we de molenaar vriendelijk hadden bedankt, gingen we op zoek naar de blauwborst

Ik sluit af met twee kleine stuwen bij de molen. Hiermee kan de molenaar sturen of er water uit het achterliggende natuurgebied moeten worden gepompt, of dat er juist water naar toe moet worden gepompt. Ik vind het in al zijn eenvoud een mooi ingenieus systeem …