Geveld

Half februari werden bijna alle bomen in onze straat in opdracht van de gemeente op professionele wijze geveld. Heel jammer, want behalve voor een mooi groen beeld, zorgden ze op warme dagen ook voor wat lokale verkoeling. Maar ja, er zat ziekte in en zachte heelmeesters maken stinkende wonden, daarom zijn ze gerooid. Maar ze zijn wel meteen keurig vervangen door nieuwe bomen, zodat we nu een jonge esdoorn voor de deur hebben …

En over ziekte gesproken, sinds begin deze week zijn Aafje en ik geveld door een vervelend (griep)virus. Ook dat is jammer, want het ging zo goed. Drie jaar lang hebben we Corona buiten de deur kunnen houden, en sinds 2015 had ik al geen griep meer gehad. Maar nu zit ik al dagenlang met een kop vol snot en niet aflatende hoestbuien. Zo lang ik rustig achter mijn pc zit, gaat het prima, maar zodra ik ga praten, lachen of bewegen, gaat het mis. Ik blijf dus maar rustig wat zitten …


De meest actuele foto’s en logjes die klaar waren voor publicatie zijn even op, maar ik heb nog genoeg in voorraad, dus dat komt goed. Vervelender is dat ik vandaag weer een fotokuier met Jetske heb moeten afzeggen. En nog vervelender is dat we morgenavond een filmconcert van muziekvereniging ‘de Bazuin Scheerwolde’ moeten afzeggen, waarin Jetske een stevig partijtje mee blaast.

Het is jammer, maar ’t is niet anders. In tegenstelling tot de bomen, waarmee ik dit logje begon, hoop ik niet voorgoed geveld te zijn. Als het een beetje meezit, kom ik binnenkort weer tot leven zoals dat ook bij de maggiplant het geval is …

Op een koude camperplaats

Vanaf de Jan Durkspolder heb ik een kleine omweg gemaakt om nog even een kijkje te nemen bij It Wiid in Earnewâld (Google Maps). Daar heb ik de auto even op één van de koude camperplaatsen gezet om wat foto’s te maken …


Er lag een prachtige ijsvloer van ‘zwart ijs’ zoals we dat hier wel noemen. Zo’n ijsvloer ontstaat in een windstille nacht en kan daarna uitgroeien tot een prachtige laag goed schaatsbaar ijs. Schaatsers had ik daar zeker niet verwacht, en die waren er gelukkig ook niet, daarvoor is It Wiid te diep. Hier kan eigenlijk alleen geschaatst worden in èchte winters, waarin op deze prachtige ijsvlakte de natuurijsklassieker ‘De 100 fan Earnewâld’ georganiseerd kan worden. De laatste keer gebeurde dat op 13 februari 2012. Dit jaar zal dat niet meer lukken, en daar zijn de eenden waarschijnlijk wel blij mee. Maar de winter is nog niet voorbij …

Watersnippen en een sperwer

Het was weer een bijzonder uurtje in de vogelkijkhut in de Jan Durkspolder. Het was er druk, maar wel gezellig druk. De sfeer werd voor een belangrijk deel bepaald door een (echt)paar vogelaars, die ieder vogeltje zagen vliegen of lopen. En dat niet alleen, ze konden ze ook allemaal op naam brengen …


Zo zagen ze op een bepaald moment aan de westkant van de hut een aantal vogels zitten, waar ik alleen maar groen zag. Ik heb geruime tijd moeten zoeken en turen, pas toen ze wat meer uit het groen tevoorschijn kwamen, zag ik drie watersnippen zitten. Want dat bleken het te zijn, watersnippen en geen grutto’s. Maar eerlijk is eerlijk, die fout zou ik mogelijk ook gemaakt hebben zonder de deskundigen aan mijn zijde …

Want deskundig was dit stel zeker, en ze werkten perfect samen. Wanneer de één op grote afstand iets zag, wist de ander op basis van enkele simpele aanwijzingen de vogel vaak al heel snel te lokaliseren en te herkennen. En niet alleen dat, ze deelden hun waarnemingen ook steeds met de andere aanwezigen in de hut. Zij wezen ons ook op de goed gecamoufleerde watersnippen dicht bij de hut. Een van de watersnippen die zo mooi bij de stronken zaten, maakte na verloop van tijd een klein uitstapje om een stukje verderop te gaan foerageren …

De finale van de vogelshow werd die dag verzorgd door een sperwer, die neerstreek aan de westkant van de hut waar eerder de drie watersnippen zaten. Ik kan het me verbeelden, maar ik kreeg sterk de indruk dat hij wat beteuterd om zich heen keek, alsof hij zich afvroeg waar zijn lunch was gebleven. Sneu of niet, ik was er wel blij mee, want mijn eerste en laatste foto’s van een sperwer dateerden van maart 2012. Dat waren overigens wel bijzondere foto’s, want die sperwer zat in de hazelaar in onze tuin …

Ik sluit dit hoofdstuk af met een waarneming, die ik die middag helemaal zelf heb gedaan: een sprinkhaan – waarschijnlijk een boomsprinkhaan – die op één van de neerklapbare luikjes zat. Misschien wat minder spectaculair dan de watersnippen en de sperwer, maar daarom niet minder mooi. En bedenk hierbij ook: ‘wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd …’

Brilduikers in de polder

Het eerste ritje van dit jaar bracht me op 3 januari meteen weer naar de Jan Durkspolder. Sinds een jaar of vijf vind ik de streek ten noorden van Drachten aantrekkelijker dan de zuidelijke regio. Rond de vogelkijkhut in de Jan Durkspolder valt eigenlijk altijd wel iets te zien …

De laagstaande zon maakte het die dag niet gemakkelijk om vanuit de vogelkijkhut over de plas uit te kijken. In eerste instantie leek er niets noemenswaardigs te zien. Dat veranderde gelukkig na een minuut of vijf. Een paar kleine eendjes trotseerden de straffe tegenwind en kwamen vanaf de oostkant in beeld …

Het waren mooi zwart-wit getekende eenden, maar van de soortnaam had ik geen idee. Op dat moment stak de voorzienigheid me een handje toe. Een viertal wandelaars betrad de hut. Terwijl drie van hen aan de westkant gingen zitten, kwam de vierde bij het kijkvenster naast mij staan. Daar haalde hij een compacte verrekijker tevoorschijn …

“Niet veel te zien, hè …,” zei één van de drie. “Nee, alleen wat brilduikers,” antwoordde de man naast me. Kijk, dat soort mensen, daar heb je wat aan. “Dankjewel,” zei ik, “ik had ze al gespot, maar ik kende ze niet van naam.” Brilduikers dus, een soort die op de rode lijst staat, heb ik nadien ontdekt. De vier wandelaars hielden het meteen weer voor gezien en verlieten na een vriendelijke groet de hut om hun wandeling naar Earnewâld te vervolgen …

Nadat een slobeend nog even mooi voor mijn positie langs flitste, vond ik het ook welletjes. Mijn dag was met het vastleggen van de brilduiker als nieuwe soort en deze fraaie passage van de onderstaande slobeend (ook al een vogel die op de rode lijst staat) alweer helemaal goed …

Hekken, palen en een sloot

Wie hier al wat langer meeleest, weet dat ik houd van ons nog altijd mooie Friese platteland. Maar er zijn van die dagen dat het allemaal nog net wat mooier oogt dan normaal …

Als ‘kind van de winter’ ben ik vooral op dagen als vorige week woensdag niet binnen te houden. Zoals het witte rijplaagje het reliëf op de kuilbult accentueerde, zo deed het dat ook in het toch zo vlakke Friese landschap …

En dan zo’n sloot, die als een schitterende scheiding tussen de landerijen loopt. In de verte houden een groep eenden en wat ganzen een wak open. Je weet tenslotte maar nooit hoe lang de kou aanhoudt …

En dan gaat de rit weer verder door weilanden met zacht bollende ruggen tussen de greppels. Een lange rij kale bomen loopt in de verte parallel met een weg …

Hieronder staan die bomen nog net wat duidelijk afgetekend tegen de pasteltinten in de lucht. Met een paar palen en een drinkbak voor het vee sluit ik dit logje af …

Een slaapverwekkende vertoning

Gisteren liet ik hier het uitzicht vanuit de vogelkijkhut in de Jan Durkspolder naar het oosten zien, vandaag richten we de blik even naar het westen …

Als we even inzoomen, zien we in de verte een deel van de lepelaars, die hier hun zomerse domicilie hebben. Veel leven vertoonden ze niet. En dat was met de eenden. die voor de wal in het water dobberden, al niet anders …

Ergens midden in het water lagen een paar kuifeenden te slapen. Eén van hen hief zijn kop even sierlijk op, daarna zette ook hij zijn siësta voort …

Het was kort gezegd echt een slaapverwekkende vertoning. Daar kon die ene wakkere lepelaar ook niets aan veranderen, toen hij besloot in zuidelijke richting weg te vliegen …

Op zoek naar de ijsvogel

Ook zonder aangenaam voorjaarsweer gaat de tijd gestaag voort. Het is intussen alweer bijna drie weken geleden dat ik voor het laatst met mijn fotomaatje op pad was. Jetske nam me die dag mee naar een observatiewand in De Weerribben …

Dit is – of in ieder geval was tot voor kort – het jachtgebied van een ijsvogel. Hoewel ik er al jaren naar uitkijk om eindelijk eens een mooie foto van een ijsvogel te kunnen maken, had die kans zich tijdens onze tochtjes door de Weerribben nog niet eerder voorgedaan …

Een ijsvogel kregen we nog niet meteen te zien. Wel verschenen er een paar niet-alledaagse eenden. Een koppeltje grote zaagbekken paradeerde geruime tijd voor de observatiewand heen en weer …

Op de bovenstaande foto’s zie je mevrouw Zaagbek met haar bruine coronakapsel. Meneer Zaagbek, die op de onderstaande foto’s te zien is, was blijkbaar al naar de kapper van Baudet geweest of zo …

Na verloop van tijd hielden de zaagbekken het voor gezien. In fraai tegenlicht verdwenen ze langzaam uit zicht …

Tegelijkertijd kwam er van rechts een tweede verrassing tevoorschijn, een nonnetje. Net als de grote zaagbek is ook het nonnetje met zijn prachtige tekening een eendensoort die zich hier alleen in de winter laat zien …

Een ijsvogel hadden we intussen nog niet gezien.Omdat ijsvogels dagelijks een aantal verse visjes moeten vangen om te kunnen overleven, is het maar de vraag of ze allemaal de korte, maar krachtige februariwinter hebben overleefd. Achter de observatiewand werd het er gedurende de tijd dat we er zaten overigens ook niet beter op. Rietsnijders die verderop aan het werken waren, deden een geslaagde poging om ons uit te roken …

Tijd om het elders te proberen, maar dat is voor morgen.